Bij het WK in Rwanda hoorde je het pr-verhaal van de overheid overal terug
FOTO ANNE-CHRISTINE POUJOULAT/AFP
Toeschouwers zien wielrenners passeren tijdens
het WK wielrennen in Kigali van vorige week.
Het autoritaire regime in Rwanda maakte goede sier met het WK wielrennen in Kigali.
Redacteur Thijs Niemantsverdriet merkte ter plekke hoe ingewikkeld het is om in een dictatuur verslag te doen van meer dan sport alleen.
Die kerel in het zwart die op een hotelterras plots naast
me komt zitten – is dat een mannetje van de overheid?
Thijs Niemantsverdriet
4 Oct 2025 - NRC
Meer dan drie uur voor vertrek ben ik op Kigali International Airport. De douanebeambte bekijkt mijn paspoort. Vraagt of ik de naam van mijn werkgever op een papiertje wil schrijven. En dan, na minder dan een minuut zwaait het poortje naast hem open en kan ik doorlopen, rechtstreeks de tax-freeshop binnen. Mijn opluchting is groot.
Anderhalve week heb ik voor NRC ver- slag gedaan van het WK wielrennen in Rwanda. Het was een bijzonder WK, het eerste ooit in Afrika en bovendien over een loodzwaar parcours. Het was ook een omstreden editie, georganiseerd door een land zonder oppositie, vrije pers of on- partijdige rechtspraak: president Paul Kagame werd vorig jaar herkozen met 99,18 procent van de stemmen. Bovendien woedt op nog geen honderd kilometer van het WK-parcours, in Oost-Congo, een bloedige oorlog waarin Rwanda al decennia een cruciale rol speelt.
Een typisch geval van sportswashing dus: sport als instrument voor een repres- sief regime dat zichzelf internationaal in het zonnetje wil zetten - net als oliestaten in de Golf die een WK voetbal organiseren of eigenaar zijn van clubs als Paris Saint- Germain en Manchester City.
Op de redactie spreken we af dat ik van tevoren in Nederland een artikel schrijf over deze politieke context. En ik stel me- zelf een opdracht: in Kigali ga ik verslag doen van méér dan sport alleen. Maar dat, zo zal ik ontdekken, is buitengewoon ingewikkeld in een dictatuur. Zelfs voor een buitenlandse journalist die van de Rwandese overheid in principe niets te vrezen heeft.
Lithium en kobalt
Voor mijn stuk over sportswashing lees ik boeken en bestudeer ik de meest recente rapporten over het land van Amnesty International en Human Rights Watch. Ik lees over critici van het regime die in de gevangenis worden gestopt, gemarteld of vermoord, zelfs in het buitenland. Ik lees dat Rwanda steun verleent aan de ge- welddadige rebellengroep M23 in Oost-Congo - al ontkent de regering dat - en op die manier kostbare grondstoffen in handen krijgt als lithium en kobalt, die ge- bruikt worden voor smartphones en elektrische auto's.
Ik spreek Rwanda-kenner Marie-Eve Desrosiers, hoogleraar aan de University of Ottawa, over de bredere sportswashing-campagne van de regering-Kagame. Het logo van staatstoerismeagentschap 'Visit Rwanda' prijkt op de shirts van voetbalclubs als Arsenal en Paris Saint- Germain, de overheid werkt samen met de Amerikaanse basketbal competitie NBA en Kagame heeft een bid ingediend voor een Formule 1-race in Kigali.
Het past allemaal perfect bij hoe Rwanda zich op de kaart wil zetten, zegt Desrosiers: als dé centraal-afrikaanse hub voor business en technologie, met luxetoerisme, internationale conferenties en bijeenkomsten van politieke leiders. „Het beeld moet zijn: dit is een schoon, welvarend en goed bestuurd land in een verder instabiele regio.”
Tot op zekere hoogte, zegt zij, klopt dit ook: onder Kagame, die in 1994 als militieleider een einde maakte aan de genocide en sinds 2000 president is, heeft Rwanda ongekende vooruitgang geboekt. De economie groeit gemiddeld met 8 procent per jaar, de infrastructuur ligt er uitstekend bij, het onderwijs en de gezondheidszorg functioneren – voor Afrikaanse begrippen – goed.
Het gevolg is dat het bescheiden Rwanda – qua landoppervlakte kleiner dan Nederland – geldt als een belangrijke en stabiele partner van het Westen en één van de invloedrijkste landen in Afrika. „Afrika heeft leiders nodig”, zegt Desrosiers, „en Rwanda is één van die leiders.”
Voor David Lappartient, voorzitter van de internationale wielerbond UCI, is een WK in Afrika een lang gekoesterde wens. Verwijten van sportswashing schuift hij terzijde. „De mensenrechten zijn een belangrijk punt voor de UCI”, zegt hij na de toewijzing van het WK aan Rwanda, maar „we moeten niet alle regeringen in de wereld altijd door onze strikt Europese bril beoordelen.” Verder zijn sport en politiek twee gescheiden werelden, aldus de voorzitter – en dat moet vooral zo blijven.
Onzin, vindt Desrosiers. „Als jij ‘Visit Rwanda’ op je shirt zet of een wielerkoers organiseert in het land, verbind je je met een regering die zijn politieke tegenstanders vermoordt. Dan kies je partij voor repressie, mensenrechtenschendingen en dictatuur.” Ze noemt de opstelling van de UCI „ struisvogelpolitiek, die autocraten in de kaart speelt”. Een duidelijke conclusie voor mijn artikel, dat klaar staat om kort voor het WK te worden gepubliceerd.
Fotograaf in de stress
Maar dan gaat alles schuiven. Het begint met de fotograaf, een Europeaan die in Kigali woont. Al maanden tevoren hebben we afspraken met hem gemaakt: hij zal meegaan op reportage in de wijk rond de Muur van Kigali, een steile kasseienklim in het Wk-parcours. Ik heb open kaart gespeeld met hem: ik kom niet naar Kigali om louter verslag te doen van de koers, er zal vooraf ook een kritisch stuk verschijnen. Daarmee is hij akkoord gegaan.
Anderhalve week voor het WK schiet de fotograaf in de stress. Hij is bij nader inzien toch bang dat foto’s met zijn naam erbij in NRC hem in verlegenheid zullen brengen. Ze houden alles in de gaten hier, zo appt hij. En ook al gaat onze geplande reportage helemaal niet over politiek – het feit dat er in dezelfde krant óók een kritisch stuk zal verschijnen, kan er toch voor zorgen dat ze in regeringskringen „slechte intenties zullen vermoeden”.
De volgende die zich meldt, kort nadat we de samenwerking met de fotograaf hebben afgeblazen, is de ‘fixer’, degene die mee zal gaan naar de Muur van Kigali om te tolken en contact te leggen met mensen. Zij is óók zenuwachtig geworden. Hebben we wel een vergunning bij de overheid aangevraagd voor de reportage, wil ze weten. Zo nee, dan kan ze niet mee op pad.
Na twee dagen van kafkaëske communicatie met de Rwandese overheid ligt er een accreditatie van de UCI klaar voor de fixer. Ze kan mee. Maar we besluiten wel om het artikel over sportswashing een paar dagen later te publiceren dan gepland – pas nadat we in de wijk op pad zijn geweest. Zonder fixer kunnen we de reportage over de Muur van Kigali vergeten.
‘Stevig applaus’
Bij aankomst in Rwanda voel ik meteen dat dit geen vrij land is. Niet alleen door de politiemannen met machinegeweren langs het Wk-parcours of de detectiepoortjes overal. Of door het feit dat ik in tien dagen Kigali geen enkele zwerfhond zie, nul bedelaars tegenkom en niemand zie roken of eten of drinken op straat.
Het zit hem ook in kleinere dingen. Het woord ‘streng’ dat te pas en te onpas valt in relatie tot de autoriteiten – positief bedoeld, welteverstaan. Obers en taxichauffeurs die ongevraagd beginnen over hoe veilig en schoon Rwanda is (wat overigens strookt met mijn waarnemingen). De spreekstalmeester bij de persconferentie na de koers, die de journalisten oproept de renners met een „stevig applaus” te begroeten – wat vervolgens alleen de Rwandese reporters doen.
Ik heb de metafoor van de ‘vrije lucht’ altijd een beetje vergezocht gevonden. Maar in Kigali begrijp ik hem ineens volkomen. De lucht hier is niet vrij. Mensen zeggen niet wat ze denken. En de dingen die ze wél zeggen, geven je een ongemakkelijk gevoel. Een lunchgenoot die zegt: „Als een ambtenaar een fout maakt, wordt hij er meteen uit gegooid.” De suppoost bij het genocidemonument in Kigali die komt zeggen dat er geen foto’s gemaakt mogen worden – en dat ik mijn foto’s „mag verwijderen”. Een opmerking in een gesprek over Paul Rusesabagina, de moedige hotelmanager die tijdens de genocide het leven redde van meer dan duizend mensen – zie de film Hotel Rwanda – maar later in de gevangenis belandde wegens kritiek op het regime: „Tsja, sommige mensen spreken kwaad over hem. Helden bestaan nu eenmaal niet.”
Nerveuze appjes
Een paar dagen na aankomst ga ik op pad naar de Muur van Kigali – de reportage verschijnt een paar dagen later. Maar het contact met de fixer blijft een bron van stress. Telkens krijg ik nieuwe berichtjes en telefoontjes. Hebben we niet toch de regels overtreden? Wordt het verhaal wel „positief ”?
Op de redactie nemen we een besluit: het uitgestelde verhaal over sportswashing komt helemaal niet meer in de krant. Beter voor mijn gemoed, al bezweert iedereen dat een Westerse journalist heus geen gedoe gaat krijgen – dat is het laatste wat de autoriteiten willen tijdens deze pr-show. Maar bovenal gaat het ons om de fixer. Of haar nerveuze appjes wel of niet terecht zijn, kunnen we niet beoordelen. Maar we willen haar absoluut niet in de problemen brengen.
Het stuk niet publiceren voelt enigszins als capituleren, maar twee dagen later ben ik toch blij dat we het besluit hebben genomen. Dan verschijnt er een aflevering van Vandaag, de dagelijkse Nrcpodcast, waarin ik vertel over het WK en sportswashing. Die hebben we opgenomen voor mijn vertrek naar Kigali. Zo’n podcast blijft wat meer onder de radar dan een stuk, denken we.
De aflevering is amper verschenen, of de fixer hangt aan de lijn. Waar gaat die podcast over? Over politiek? Nu krijg ik ook zelf de zenuwen. Hoe weet ze van die podcast? Geattendeerd door een ministerie dat alles in de gaten houdt? En wat betekent dit telefoontje dan?
Vooraf heb ik gelezen en gehoord over subtiele vormen van intimidatie door de Rwandese staat: anonieme telefoontjes, geheimzinnige mannen die plots binnenlopen tijdens interviews met dissidenten. Het kan zijn dat de fixer zich oprecht zorgen maakt. Maar het kan ook zijn dat de autoriteiten via haar een boodschap aan mij overbrengen: we houden precies in de gaten wat je doet, vriend.
Ik kan het niet helpen: vanaf dat moment verandert mijn gevoel van ongemak in serieuze achterdocht, zo niet paranoia. Waarom vertelde de manager van mijn hotel bij aankomst dat de autoriteiten „heel streng in de gaten houden” of buitenlandse hotelgasten wel goed verzorgd worden – en zelfs onaangekondigd in kamers kunnen komen „controleren op netheid”? En die kerel in het zwart die op een hotelterras plots naast me komt zitten en in alle rust een kop koffie drinkt – is dat een mannetje van de overheid?
In de dagen voor mijn vertrek naar huis voel ik de spanning toenemen. Wat als ze me bij de douane eruit pikken voor ‘een gesprekje’? Of er op de een of andere manier voor zorgen dat ik niet (op tijd) aan boord van het vliegtuig geraak?
Zijne Excellentie
Misschien was het naïef om te denken dat ik vanuit een dictatuur zou kunnen schrijven over andere zaken dan een wielerkoers. Of misschien heb ik door de stress dingen gezien die er niet waren, dat kan ook. Maar wat ik wel zeker weet, is dat ik voor het eerst een autoritair regime in het gezicht heb gekeken.
Wat me daarom echt verbaast, is hoe makkelijk andere bezoekers tijdens het WK het narratief van de Rwandese regering overnemen. Dan heb ik het niet over het opzichtige geslijm van de Engelstalige commentatoren op de Uci-streaming. Of over Uci-voorzitter Lappartient, die foto’s plaatst op van zichzelf bij de medaille-uitreiking met „Zijne Excellentie Paul Kagame, president van Rwanda”.
Nee, ik heb het over de gesprekken met wielerfans, ngo-medewerkers, andere journalisten – intelligente, goed geïnformeerde mensen. Telkens weer klinkt een light-versie van het verhaal van de Rwandese overheid. ‘Rwanda is een complex land met een bloedige geschiedenis. Wellicht dat democratie hier niet werkt.’
‘Voor de Rwandezen zijn minder armoede en meer veiligheid misschien wel belangrijker dan de vrijheid om je uit te spreken.’ En, uiteraard: ‘Wie zijn wij om te oordelen? In het Westen hebben we ook boter op ons hoofd, met ons koloniale verleden.’
Volgend jaar is het WK voetbal in de Verenigde Staten, een land dat hard op weg is een autoritaire staat te worden. De driftig sportswashende olielanden aan de Golf halen steeds meer sportevenementen in huis, van tennis tot golf tot atletiek – en organisatoren en sportbonden werken gretig mee. Een grand départ van de Tour de France in Doha of Abu Dhabi? Zeker niet ondenkbaar.
Of ik daar bij zal zijn, weet ik niet. Wat ik wel weet, na mijn bezoek aan Rwanda: op de redactie van een krant die over méér verslag wil doen dan sport alleen, zullen we de komende jaren nog voor ingewikkelde dilemma’s komen te staan.
***
FOTO ANNE-CHRISTINE POUJOULAT/AFP
La scorsa settimana, gli spettatori osservano
il passaggio dei ciclisti durante i mondiali di ciclismo a Kigali.
Ai Mondiali in Ruanda, la storia delle pubbliche relazioni del governo era ovunque
Il regime autoritario del Ruanda ha fatto una buona impressione con i mondiali di ciclismo a Kigali.
L'inviato Thijs Niemantsverdriet ha sperimentato sul campo quanto sia complicato in una dittatura raccontare qualcosa di più che solo sport.
Thijs Niemantsverdriet
4 ottobre 2025 - NRC
Più di tre ore prima della partenza, sono all'aeroporto internazionale di Kigali. Il funzionario doganale esamina il mio passaporto. Mi chiede di scrivere il nome del mio datore di lavoro su un pezzo di carta. E poi, dopo meno di un minuto, il gate accanto al suo si apre e posso entrare direttamente nel duty-free. Il mio sollievo è immenso.
Da una settimana e mezza mi occupo per NRC dei mondiali di ciclismo in Ruanda. È stato un mondiale particolare, il primo in Africa, e per di più, su un percorso estenuante. È stata anche un'edizione controversa, organizzata da un Paese senza opposizione, né stampa libera né magistratura imparziale: il presidente Paul Kagame è stato rieletto l'anno scorso con il 99,18% dei voti. Inoltre, a meno di cento chilometri dal percorso del mondiale, nel Congo orientale, infuria una sanguinosa guerra in cui il Ruanda ha svolto per decenni un ruolo cruciale.
Un classico caso di sportswashing: lo sport come strumento per un regime repressivo che vuole ottenere riconoscimento internazionale, proprio come gli stati petroliferi del Golfo che ospitano un mondiale o possiedono club di calcio come il Paris Saint-Germain e il Manchester City.
In redazione, concordiamo che scriverò prima un articolo su questo contesto politico nei Paesi Bassi. E mi sono dato un compito: a Kigali, mi occuperò di più che un semplice articolo sportivo. Ma questo, come scoprirò in seguito, è estremamente complicato in una dittatura. Anche per un giornalista straniero che, in linea di principio, nulla ha da temere dal governo ruandese.
Litio e cobalto
Per il mio articolo sullo sportswashing, ho letto libri e studiato gli ultimi rapporti sul paese di Amnesty International e Human Rights Watch. Ho letto di persone critiche al regime che vengono incarcerate, torturate o assassinate, anche all'estero. Ho letto che il Ruanda sostiene il violento gruppo ribelle M23 nel Congo orientale – sebbene il governo lo neghi – e così facendo ottiene materie prime preziose come litio e cobalto, utilizzati negli smartphone e nelle auto elettriche.
Parlo con l'esperta ruandese Marie-Eve Desrosiers, professoressa all'Università di Ottawa, della più ampia campagna di sportswashing del governo Kagame. Il logo dell'agenzia turistica statale "Visit Rwanda" adorna le maglie di squadre di calcio come l'Arsenal e il Paris Saint-Germain, il governo collabora con la NBA e Kagame ha presentato un'offerta per un Gran Premio di Formula 1 a Kigali.
Tutto ciò si adatta perfettamente al modo in cui il Ruanda vuole affermarsi, afferma Desrosiers: come polo economico e tecnologico dell'Africa centrale, con turismo di lusso, conferenze internazionali e incontri di leader politici. "L'immagine dovrebbe essere: questo è un Paese pulito, prospero e ben governato in una regione altrimenti instabile".
In una certa misura, afferma, questo è vero: sotto Kagame, che pose fine al genocidio come leader di una milizia nel 1994 e che è presidente dal 2000, il Ruanda ha compiuto progressi senza precedenti. L'economia cresce a un tasso medio annuo dell'8%, le infrastrutture sono eccellenti e l'istruzione e l'assistenza sanitaria funzionano bene, per gli standard africani.
Di conseguenza, il modesto Ruanda – più piccolo dei Paesi Bassi – è considerato un partner importante e stabile dell'Occidente e uno dei più influenti Paesi dell'Africa. "L'Africa ha bisogno di leader", afferma Desrosiers, "e il Ruanda è uno di questi".
Per David Lappartient, presidente della Federazione Ciclistica Internazionale (UCI), un mondiale in Africa era un desiderio che coltivava da tempo. Respinge le accuse di sportswashing. "I diritti umani sono una questione importante per l'UCI", ha dichiarato dopo l'assegnazione dei mondiali al Ruanda, ma "non dovremmo sempre giudicare tutti i governi del mondo attraverso la nostra lente strettamente europea". Inoltre, sport e politica sono due mondi separati, secondo il presidente, e tali devono rimanere.
Sciocchezze, dice Desrosiers. "Se metti la scritta 'Visit Ruanda' sulla tua maglia o organizzi una gara ciclistica nel Paese, ti stai alleando con un governo che uccide i suoi oppositori politici. Ti schieri con la repressione, le violazioni dei diritti umani e la dittatura". Definisce la posizione della UCI "una politica dello struzzo che fa il gioco degli autocrati". Una conclusione chiara per il mio articolo, pronto per essere pubblicato poco prima del via dei mondiali.
Fotografo sotto stress
Ma poi tutto cambia. Tutto inizia con il fotografo, un europeo che vive a Kigali. Avevamo preso accordi con lui mesi prima: si sarebbe unito a noi per un reportage nella zona intorno al Kigali Wall, una ripida salita in acciottolato sul percorso del mondiale. Ero stato chiaro con lui: non sarei venuto a Kigali solo per raccontare la gara; un pezzo critico sarebbe stato pubblicato in anticipo. Acconsentì.
A una settimana e mezza dai Mondiali, il fotografo è stressato. Ora teme che le foto con il suo nome nell'NRC lo mettano in imbarazzo. "Qui tengono tutto d'occhio", scrive. E anche se il nostro reportage non riguarda per niente la politica, il fatto che sullo stesso giornale appaia anche un articolo critico potrebbe comunque far sospettare "cattive intenzioni" negli ambienti governativi.
La persona successiva a presentarsi, poco dopo aver interrotto la collaborazione con il fotografo, è la "fixer", la persona che verrà con noi sul Muro di Kigali per farci da interprete e relazionarsi con le persone. Anche lei inizia a innervosirsi. "Abbiamo almeno chiesto un permesso al governo per il reportage?" chiede. "Se no, non può venire."
Dopo due giorni di comunicazioni kafkiane con il governo ruandese, un accreditamento UCI è pronto per il "fai da te". Può venire anche lei. Decidiamo però di pubblicare l'articolo sullo sportswashing con qualche giorno di ritardo rispetto al previsto, solo dopo essere stati in giro per il quartiere. Senza un "fai da te", possiamo scordarci il resoconto sul Muro di Kigali.
'Un forte applauso'
Arrivato in Ruanda, ho subito capito che non si trattava di un Paese libero. Non solo per via degli agenti di polizia armati di mitragliatrici che presidiavano il percorso del mondiale o per i controlli di sicurezza ovunque. O perché in dieci giorni a Kigali non ho visto neppure un cane randagio, non ho incontrato alcun mendicante né visto nessuno fumare, mangiare o bere per strada.
Riguarda anche le piccole cose. Il termine "rigoroso" usato indiscriminatamente nei confronti delle autorità, in senso positivo, ovviamente. Camerieri e tassisti che, senza essere interpellati, iniziano a parlare di quanto sia sicuro e pulito il Ruanda (il che, tra l'altro, coincide con le mie osservazioni). Il direttore di corsa alla conferenza stampa post-gara, che invita i giornalisti ad accogliere i corridori con un "applauso fragoroso", cosa che solo i giornalisti ruandesi fanno.
Ho sempre trovato la metafora dell'"aria libera" un po' forzata. Ma a Kigali, improvvisamente la capisco completamente. L'aria qui non è libera. La gente non dice quello che pensa. E le cose che dice ti mettono a disagio. Un commensale che dice: "Se un funzionario pubblico commette un errore, viene immediatamente buttato fuori". La guardia al memoriale del genocidio a Kigali che viene a dirmi che non sono ammesse foto e che posso "cancellare" le mie foto. Un commento in una conversazione su Paul Rusesabagina, il coraggioso direttore d'albergo che salvò la vita a più di mille persone durante il genocidio – vedasi il film Hotel Rwanda – ma che poi finì in prigione per aver criticato il regime: "Beh, c'è chi parla male di lui. Gli eroi semplicemente non esistono".
Testi nervosi
Pochi giorni dopo il mio arrivo, parto per il Muro di Kigali: il resoconto uscirà qualche giorno dopo. Ma il contatto con il mediatore rimane fonte di stress. Continuo a ricevere nuovi messaggi e telefonate. Non abbiamo forse infranto le regole? La storia sarà "positiva"?
In redazione prendiamo una decisione: l'articolo rinviato sullo sportswashing non verrà pubblicato. È meglio per la mia tranquillità, anche se tutti giurano che un giornalista occidentale non si metterà certo nei guai – è l'ultima cosa che le autorità vogliono durante questo spettacolo di pubbliche relazioni. Ma soprattutto, siamo preoccupati per la fixer. Non possiamo giudicare se i suoi messaggi nervosi siano giustificati oppure no. Ma certo non vogliamo metterla nei guai.
Non pubblicare l'articolo è un po' come capitolare, ma due giorni dopo sono contento di aver preso la decisione. Poi arriva una puntata di Vandaag, il podcast quotidiano di NRC, in cui parlo di Mondiali e di sportswashing. L'abbiamo registrata prima della mia partenza per Kigali. Pensiamo che un podcast del genere passi un po' più inosservato di un articolo.
La puntata è appena andata in onda e la fixer è al telefono. Di che cosa parla quel podcast? Di politica? Ora mi sto innervosendo anch'io. Come fa a sapere di quel podcast? È stata allertata da un ministero che tiene tutto sotto controllo? E che cosa significa questa chiamata?
Avevo letto e sentito parlare in anticipo di sottili forme di intimidazione da parte dello Stato ruandese: telefonate anonime, uomini misteriosi che si presentano all'improvviso durante i colloqui con i dissidenti. È possibile che la fixer sia sinceramente preoccupata. Ma è anche possibile che le autorità mi stiano inviando un messaggio tramite lei: stiamo monitorando attentamente quello che stai facendo, amico.
Non ci posso fare niente: da quel momento in poi, il mio senso di disagio si trasforma in serio sospetto, se non in paranoia. Perché il direttore dell'hotel mi ha detto al mio arrivo che le autorità "tengono sotto stretta osservazione" se gli ospiti stranieri dell'hotel sono adeguatamente assistiti e possono persino entrare nelle camere senza preavviso per "controllarne la pulizia"? E quel tizio vestito di nero che all'improvviso si siede accanto a me sulla terrazza di un hotel e beve tranquillamente una tazza di caffè, è un funzionario governativo?
Nei giorni che precedono la mia partenza, sento la tensione crescere. E se alla dogana mi individuassero per "fare due chiacchiere"? O in qualche modo mi impedissero di salire sull'aereo (in orario)?
Sua Eccellenza
Forse è stato ingenuo pensare di poter scrivere, sotto una dittatura, di qualcosa di diverso da una gara ciclistica. O forse lo stress mi ha fatto vedere cose che non c'erano, anche questo è possibile. Ma quello che so per certo è che per la prima volta mi sono trovato di fronte a un regime autoritario.
Ciò che mi sorprende davvero è la facilità con cui gli altri partecipanti al mondiale adottano la narrativa del governo ruandese. Non mi riferisco alla palese adulazione dei commentatori anglofoni sul servizio streaming della UCI. O al presidente della UCI stessa, Lappartient, che pubblica foto di sé stesso alla cerimonia di premiazione con "Sua Eccellenza Paul Kagame, Presidente del Ruanda".
No, mi riferisco alle conversazioni con gli appassionati di ciclismo, gli operatori delle ONG, altri giornalisti: persone intelligenti e ben informate. Di tanto in tanto, si sente una versione semplificata della narrazione del governo ruandese. "Il Ruanda è un Paese complesso con una storia sanguinosa. Forse la democrazia qui non funziona".
"Per i ruandesi, meno povertà e maggiore sicurezza sono forse ancora più importanti della libertà di parola." E, naturalmente: "Chi siamo noi per giudicare? Anche in Occidente la colpa è nostra, con il nostro passato coloniale."
L'anno prossimo, il mondiale (di calcio; quello di ciclismo a Montréal, in Canada; ndr) si terrà anche negli Stati Uniti, un Paese che sta rapidamente diventando uno Stato autoritario. I Paesi del Golfo, produttori di petrolio e attivi nello sportswashing, stanno ospitando sempre più eventi sportivi, dal tennis al golf all'atletica leggera, e organizzatori e federazioni sportive collaborano con entusiasmo. Una Grand Départ del Tour de France a Doha o ad Abu Dhabi? Non è certo impensabile.
Non so se ci sarò. Quello che so, dopo la mia visita in Ruanda, è che nella redazione di un giornale che vuole occuparsi di più che un argomento sportivo, nei prossimi anni dovremo affrontare dilemmi complessi.
Commenti
Posta un commento