Achter kalm imago van Borg ging verslaafd wrak schuil
Björn Borg op Roland Garros, in 1976.
Hij schreef het toernooi in Parijs zes keer op zijn naam.
FOTO AP
Hij won elf grandslams en speelde historische partijen tegen zijn rivaal John Mcenroe. Na zijn vroege pensioen als tennisser verloor Borg de regie over zijn leven, schrijft hij in zijn autobiografie.
Hij stopte vroeg met tennis en viel in een zwart gat,
zoals veel oud-topsporters voor en na hem
27 Sep 2025 - NRC
Door Jaap Bloembergen
Hij was in de jaren zeventig de eerste tennisser met sterallures, moest met zijn blonde manen en atletische lijf hele horden Engelse meisjes van zich afslaan op Wimbledon. Hij was ook de eerste topspeler met een dubbelhandige topspinbackhand. En hij was bovenal ijzig kalm, kreeg al snel de bijnaam ‘Ice Borg’. Zijn vijfsetters tegen zijn grote rivaal én vriend John Mcenroe, in bijna alles zijn tegenpool, behoren nog altijd tot de hoogtepunten in de tennisgeschiedenis.
Björn Borg is de naam. Superster, stijlicoon. Een mysterieuze sportman die al op zijn 26ste met tennispensioen ging. Doodmoe van alle aandacht, alle trainingsarbeid ook – niemand stond méér uren op de baan dan hij. Hij viel in een diep zwart gat, zoals veel oud-topsporters vóór hem en na hem. Wat te doen met alle vrije tijd, al het verdiende geld? In het donkere Zweden lagen depressies constant op de loer.
Het is allemaal te lezen in zijn pas verschenen autobiografie Hartslag. De titel verwijst naar zijn extreem lage hartslag, 32 slagen per minuut, sportartsen hadden nog nooit zoiets gezien. Borg was dan ook nooit moe op de baan, vertelt hij aan zijn derde vrouw Patricia – bij wie hij zo’n 25 jaar geleden eindelijk rust vond. Zij vervult de rol van ghostwriter. Er valt stilistisch genoeg op aan te merken, maar de inhoud maakt veel goed. Borg (69) is openhartig, kwetsbaar én zelfkritisch.
Zo lezen we over zijn cocaïneverslaving en gevaarlijke bootraces en vliegreizen – zijn talrijke bijna dood-ervaringen. En niet te vergeten zijn liefde voor zijn ouders die hun enig kind altijd hebben bijgestaan. Want Björn Borg had ook als volwassene hulp nodig – bij het opvoeden van zijn eigen kinderen en de kinderen van Patricia. Het beeld van de saaie, onderkoelde baselinespecialist die zich altijd zo voorbeeldig gedroeg op de baan – daarvan blijft na het lezen van dit boek weinig over.
Garagedeur
Zijn jeugd in Södertälje, vlakbij Stockholm, is onbezorgd. De zoon van een kruideniersechtpaar blinkt uit in ijshockey, tot hij van zijn vader een racket cadeau krijgt. Als een bezetene stort de achtjarige zich op het tennis, eerst nog tegen een garagedeur, ook in het donker want de straatverlichting doet zijn werk. Later bij de plaatselijke tennisclub waar het lichtgewicht moeite heeft het zware racket met één hand op te tillen. Het is de geboorte van zijn beroemde dubbelhandige backhand, nu gemeengoed, destijds een zeldzaamheid. „Ik sloeg ook mijn forehand dubbelhandig, maar dat heeft de trainer mij afgeleerd. Dat wilde hij met de backhand ook doen, maar ik weigerde. Toen de resultaten steeds beter werden, gaf hij toe.”
Het latere ijskonijn is als junior nog een heethoofd. Hij speelt vals, gooit met zijn racket, wordt geschorst. Hij heeft zijn lesje geleerd, wil niet meer voor schut gezet worden, en zal voortaan „altijd stoïcijns op de baan staan”.
Tennis stelt in Zweden nog weinig voor. Zijn enorme talent wordt al gauw opgemerkt door de nationale bond, waardoor hij vanaf zijn dertiende elke dag na school met de trein heen en weer naar Stockholm moet reizen. Zijn opa haalt hem op van het station, want zijn ouders moeten op hun winkel passen. Zijn dankbaarheid voor hun sobere maar liefdevolle opvoeding spat van de pagina’s. „We waren een drie-eenheid.”
Borg leert snel. Hij debuteert op zijn vijftiende in het Zweedse Davis-cupteam, op zijn zestiende wordt hij prof, de eerste met een eigen coach, Lennart ‘Labbe’ Bergelin, die hij zijn „bonusvader” noemt. Labbe is buiten de baan een sfeermaker, op de baan eist hij discipline. „Ik trainde veel harder dan mijn leeftijdgenoten”, zegt zijn pupil. In een Vw-busje rijden ze kriskras door Europa, alle graveltoernooien af.
Dan volgt de internationale doorbraak. Hij wint de meeste graveltoernooien en dus ook Roland Garros, net na zijn achttiende verjaardag. Zijn startsnelheid, topspinballen, uithoudingsvermogen en mentale veerkracht („na een misser richtte ik me meteen op de volgende bal”) zijn de klassieke spelers te machtig.
Hij zal Roland Garros zes keer winnen en Wimbledon – verrassend genoeg – vijf keer. Op het snelle Londense gras past hij zijn verdedigende spel aan, leert hij volleren en ook beter serveren. Zijn populariteit is voor die tijd ongekend. Hij is een idool, vooral van vrouwelijke fans. Een popster die nooit meer met rust gelaten wordt.
Hij voelt zich opgejaagd, de man die het liefst op gaat in de massa. Iemand die óók graag alleen is, maar dan wel gaat somberen. Kortom: voer voor psychologen. Zoals hij overal in de wereld dure boten en grote villa’s koopt en tegelijkertijd zijn sobere jeugd verheerlijkt.
Kritiek in Zweden
Als tiener al verlaat hij zijn geboorteland voor het belastingvriendelijke Monaco, wat hem door veel oudere socialistische Zweden kwalijk wordt genomen. Hij is „een geldwolf”, „een Zweed onwaardig”, schrijft de pers. „Jammer dan, maar ik wilde geen 90 procent belasting betalen”, vertelt hij in zijn boek. Leuk detail: zijn ouders verhuizen mee en openen in Monaco de Björn Borg Sport Shop.
Later trekt de Roemeense tennisster Mariana Simionescu bij hem in, met wie hij in 1980 trouwt en die in 1984 van hem scheidt. Zij heeft haar eigen carrière voor de zijne opgegeven, maar nadat hij in 1982 is gestopt, begint hij steeds meer te twijfelen. Zoals hij de daaropvolgende twee decennia steeds relaties begint en afbreekt – tot hij rond 2000 Patricia ontmoet en „eindelijk gelukkig” is. „Ik kan geen dag alleen zijn”, zegt hij. En: „Ik durfde het nooit met de ene vrouw uit te maken voor ik met een andere vrouw iets begon.”
Behalve relatieproblemen krijgt de in 1982 afgezwaaide tennismiljonair als kersverse ondernemer ook geldzorgen. Hij gaat in zee met louche zakenlui. En weer geeft hij in het boek zichzelf de schuld van alle ellende. „Ik was goed in geld verdienen maar ook heel goed in geld snel kwijtraken.”
Hij is al tijdens zijn tenniscarrière een wandelende reclamezuil – ook hier trendsettend. Daarna prijkt zijn wereldberoemde naam op parfums, cosmetica en onderbroeken. Alleen de boxershorts hebben het commercieel overleefd en zijn tot aan de dag van vandaag niet aan te slepen. „Ik ontmoet in Zweden jongens die hun spijkerbroek laten zakken als ze mij zien”, zegt hij met gevoel voor zelfspot.
Drugsverslaving
Dieptepunt in Borgs leven is zonder twijfel zijn drugsverslaving in de jaren tachtig en negentig. Met zijn oude tennisvrienden Vitas Gerulaitis en John Mcenroe maakt hij overuren in het Newyorkse nachtleven. „De eerste keer dat ik cocaïne gebruikte, kreeg ik dezelfde kick die ik altijd kreeg van tennis.”
Hij ontmoet in Milaan de Italiaanse zangeres Loredana Berté, die ook drugsverslaafd is en met wie hij hertrouwt. „Mijn volgende vergissing”, noemt hij dit avontuur. Berté is wel degene die zijn leven redt, door een ambulance te bellen die hem naar een ziekenhuis vervoert waar zijn maag wordt leeggepompt. Hij heeft een cocktail van slaappillen, alcohol en drugs ingenomen en is in coma geraakt. In deze „desastreuze” periode is hij op straat in Amsterdam ook eens buiten bewustzijn geraakt en gereanimeerd. Hij noemt de late jaren tachtig een „gitzwarte periode” in zijn leven. „Van binnen zat ik in een achtbaan.”
In 1991 maakt Borg een mislukte, meelijwekkende rentree op het graveltoernooi van Monte Carlo, waar hij spelend met zijn oude houten racket kansloos van zijn thuisbaan wordt gemept. In het boek toont hij geen spijt. Hij is weer even onder zijn oude tennisvrienden die hij zo gemist heeft.
Intussen moet hij ook zijn eerste zoon Robin helpen opvoeden. Die heeft twee junkies als (gescheiden) ouders en reist als peuter en kleuter de halve wereld over, al naar gelang waar zij op dat moment bivakkeren. Björn voelt zich hier nog altijd schuldig over en is blij dat hij Robin en diens gezin überhaupt nog ziet. Met zijn tweede zoon is het contact hecht en diep: Leo is ook tennisprof geworden. En nog belangrijker: hij heeft Patricia als stabiele moeder.
Leo mist het supertalent van zijn vader. Als hij in Costa Rica op een klein toernooi speelt, ontmoet hij het gastgezin dat zijn vader een halve eeuw geleden logies heeft geboden. En wat blijkt: ze hebben zijn beddengoed al die tijd bewaard. „Blijkbaar voorvoelden zij dat ik beroemd zou worden”, zegt Björn in zijn boek.
In het laatste hoofdstuk vertelt de 69jarige, op televisie superfit ogende Borg over de prostaatkanker die twee jaar geleden bij hem is ontdekt en waaraan hij vorig jaar is geopereerd. Hij leeft „van dag tot dag, en van jaar tot jaar”. En verwijzend naar de laatste van zijn in totaal elf grandslamzeges: „Ik blijf knokken alsof het een Wimbledonfinale is.”
Commenti
Posta un commento