Na tien jaar heerst Mathieu van der Poel nog altijd in zijn speeltuin
Voor de zevende keer werd Mathieu van der Poel wereldkampioen veldrijden. Hij evenaart het record van Erik De Vlaeminck.
3 Feb 2025 - NRC
Maarten Scholten - AMSTERDAM
Over zijn zegegebaar hoefde Mathieu van der Poel niet lang na te denken. Zeven vingers stak hij in de lucht, ook nog even met gekruiste armen voor de finishfoto. Opnieuw een wereldtitel veldrijden, zijn zevende sinds 2015, een evenaring van het record van de Belgische legende Erik De Vlaeminck uit 1973. „Toch wel speciaal”, sprak hij na afloop bij de NOS. Gaat hij het record volgend jaar al verbeteren in het Zeeuwse Hulst? „Dat weet ik nog niet. Eerst nog even van deze wereldtitel genieten.”
Vader Adrie van der Poel, zelf wereldkampioen in 1996, had het tien jaar geleden bij de eerste wereldtitel van zijn zoon in het Tsjechische Tabor al gezien. „Alsof hij in de speeltuin rondrijdt”, becommentarieerde senior destijds. Net twintig was het wondertalent toen en hij loste daarmee Erik De Vlaeminck af als jongste wereldkampioen veldrijden. Ook toen al streed hij tegen Wout van Aert, die dat WK veel pech had en zichzelf nog „de beste man in koers” noemde.
Daar kon zondag op het zware parcours in het Noord-Franse Liévin geen sprake van zijn, dat wist Van Aert zelf ook. Niet voor niets nam de Belg op de finishlijn symbolisch zijn pet af. Pas op het laatste moment, vorige week na de wereldbeker in Maasmechelen, had hij besloten om toch aan het WK mee te doen. Donderdag deed hij nog een zware training: 9,3 kilometer rennen („character building”, noemde hij het op Strava), dan op de crossfiets 73 kilometer door het bos en als ‘toetje’ nog 60 kilometer op de wegfiets met 42 kilometer per uur achter de brommer. Maar tegen Van der Poel was zondag geen kruid gewassen
Geplande aanval
Direct na de start reed de Nederlandse kopman weg bij de rest, hij domineerde van start tot finish. Op de streep had hij 45 tellen voorsprong op Van Aert en meer dan een minuut op diens landgenoot Thibau Nys, die Joris Nieuwenhuis (vierde) van het brons hield. Zijn vroege aanval was gepland, vertelde Van der Poel na afloop. Zaterdag zag hij land- en ploeggenoot Tibor del Grosso hetzelfde doen en zijn wereldtitel bij de beloften prolongeren. „Daar had ik gezien dat je het beste meteen voorop kunt gaan rijden om zo veel mogelijk risico te vermijden. Ik heb de kop gepakt en kon daarna mijn ding doen. Dat geeft vleugels, neemt een stukje stress weg.”
Op het technisch lastige en door de modder zware parcours hield hij zijn rondetijden vlak als een topschaatser op de tien kilometer. Hoewel de renners tussen een imposante mensenmassa op de zonovergoten heuvels vaak van de fiets moesten, bleef zijn gemiddelde snelheid boven de 22 kilometer per uur. Door een lekke band ging alleen de derde ronde tien seconden langzamer. „Daarna ben ik ietsje voorzichtiger gaan rijden.” Toch vergrootte Van der Poel zijn voorsprong snel weer tot boven de minuut. Verend liep hij de zware trap op, technisch perfect stepte hij met één been over de schuine passages en koos hij precies het juiste spoor in de afdaling.
‘Acrobaat op de fiets’
Met zijn uitzonderlijke technische vaardigheid deed Van der Poel eer aan de man die hij in Liévin evenaarde. Ook Erik De Vlaeminck, wereldkampioen in 1966 en van 1968 tot en met 1973 was „een acrobaat op de fiets”. Zijn broer Roger De Vlaeminck – bijgenaamd monsieur Paris-Roubaix na vier zeges in de Franse klassieker en wereldkampioen veldrijden in 1975 – vertelde in aanloop naar het WK bij de NOS geëmotioneerd hoe bijzonder zijn in 2016 op 70-jarige leeftijd overleden broer was. „Hij kon zeker vijf kilometer rijden over een tramspoor” en „springen over een ladder van een centimeter of dertig”. Zoals Van der Poel op de weg kilometers lang in het gootje kan rijden of spectaculaire sprongen maakt in het veld.
In zijn ‘speeltuin’ doet de wereldkampioen wat hij wil. Zelfs een gebroken rib, vlak na kerst in Loenen, hield hem dit seizoen niet tegen. Acht keer gestart, acht keer gewonnen. En dan is het veldrijden nog ondergeschikt aan zijn ambities op de weg. Zijn volgende wedstrijd? „Normaal gesproken zal dat Parijs-Nice of Tirreno zijn.”
Daar wil hij zich optimaal voorbereiden op de klassieker Milaan-Sanremo, hoewel hij er vorig juist voor koos om geen voorbereidingswedstrijd te rijden.„Maar het jaar dat ik Sanremo won (2023), heb ik dat wel gedaan.”
***
Dopo dieci anni, Mathieu van der Poel domina ancora il suo campo da gioco
3 febbraio 2025 - NRC
Maarten Scholten AMSTERDAM
Per la settima volta, Mathieu van der Poel è diventato campione del mondo di ciclocross. Ha eguagliato il record di Eric De Vlaeminck.
Mathieu van der Poel non ha dovuto pensare a lungo al gesto della vittoria. Ha alzato sette dita in aria, anche a braccia incrociate per la foto d'arrivo. Un altro titolo mondiale di ciclocross, il settimo dal 2015, eguagliando il record della leggenda belga Eric De Vlaeminck del 1973. “È ancora speciale”, ha detto dopo a NOS. Migliorerà il record già l'anno prossimo a Hulst in Zelanda? “Non lo so ancora. Prima mi godo questo titolo mondiale”.
Il padre Adrie van der Poel, a sua volta campione del mondo nel 1996, lo aveva già visto dieci anni fa in occasione del primo titolo mondiale del figlio a Tabor, in Repubblica Ceca. “Come se stesse andando in giro per il parco giochi”, commentò all'epoca il genitore. A soli 20 anni, il talento prodigioso era allora succeduto a Eric De Vlaeminck come il più giovane campione del mondo di ciclocross. Anche allora gareggiava contro Wout Van Aert, che in quel Mondiale ebbe molta sfortuna e si definiva ancora “il migliore in gara”.
Non c'è dubbio che domenica, sul duro percorso di Liévin, nel nord della Francia, Van Aert stesso lo sapesse. Non per niente il belga si è tolto simbolicamente il cappello al traguardo. Solo all'ultimo momento, la settimana scorsa dopo la prova di Coppa del Mondo di Maasmechelen, ha deciso di partecipare al mondiale. Giovedì, aveva svolto un'altra dura sessione di allenamento: 9,3 chilometri di corsa (“costruzione del carattere”, l'ha definita su Strava), poi 73 chilometri attraverso la foresta con la bici da cross e, come “dessert”, altri 60 chilometri con la bici da corsa a 42 chilometri l'ora dietro al motorino. Ma domenica non c'è stato alcuno scontro con van der Poel.
Attacco pianificato
Subito dopo la partenza, il leader olandese si è staccato dagli altri, dominando dall'inizio alla fine. Al traguardo, aveva 45 secondi di vantaggio su Van Aert e più di un minuto sull'altro belga Thibau Nys, che ha impedito al nederlandese Joris Nieuwenhuis (quarto) di conquistare il bronzo. Van der Poel ha dichiarato che il suo attacco iniziale era stato pianificato. Sabato ha visto il connazionale e compagno di squadra Tibor del Grosso fare lo stesso e prolungare il suo titolo mondiale negli U23. “Ho visto che è meglio andare subito in testa per evitare il più possibile i rischi. Ho preso il comando e poi ho potuto fare le mie cose. Questo mette le ali e toglie un po' di stress”.
Sul percorso tecnicamente insidioso e pieno di fango, ha mantenuto i suoi tempi sul giro come un pattinatore di velocità da 10 chilometri. Anche se i corridori sono dovuti scendere spesso dalla bici in mezzo a una folla imponente sulle colline inondate di sole, la sua velocità media è rimasta superiore ai 22 chilometri orari. A causa di una foratura, solo il terzo giro è stato più lento di dieci secondi. “Dopo di che ho iniziato a pedalare con un po' più di attenzione”, ha detto. Tuttavia, van der Poel ha rapidamente aumentato il proprio vantaggio fino a superare il minuto. Salendo le difficili scale, tecnicamente perfette, ha superato i passaggi in pendenza con una gamba e ha scelto esattamente la strada giusta nella discesa.
Un acrobata in bicicletta
Con la sua eccezionale abilità tecnica, van der Poel ha fatto onore all'uomo che ha eguagliato a Liévin. Anche Eric De Vlaeminck, campione del mondo nel 1966 e dal 1968 al 1973, era “un acrobata della bicicletta”. Suo fratello Roger De Vlaeminck - soprannominato "Monsieur Paris-Roubaix" dopo quattro vittorie nella classica francese e campione del mondo di ciclocross nel 1975 - ha raccontato a NOS, in vista dei mondiali, commosso quanto fosse speciale suo fratello, morto nel 2016 all'età di 70 anni. “Poteva percorrere cinque chilometri su una pista di tram” e ‘saltare una scala di circa 30 centimetri’. Così come van der Poel può pedalare per chilometri nelle canalette di scolo sulla strada o fare salti spettacolari sul campo.
Nel suo “parco giochi”, il campione del mondo fa quello che vuole. Neanche una costola rotta, subito dopo Natale a Loenen, lo ha fermato in questa stagione. Otto partenze, otto vittorie. E anche in questo caso il ciclocross è secondario rispetto alle sue ambizioni su strada. La sua prossima gara? “Di solito sarà la Parigi-Nizza o la Tirreno”, dice.
Là, vorrà prepararsi al meglio per la classica Milano-Sanremo, anche se l'ultima volta ha scelto di non correre una gara di preparazione: “Ma l'anno in cui ho vinto la Sanremo (2023) l'ho fatto”.
Commenti
Posta un commento