Mathieu van der Poel op koers om de grootste kasseikoning te worden


© epa-efe - Tadej Pogacar feliciteert Mathieu van der Poel.

Nadat hij in de Ronde van Vlaanderen in zijn eigen speeltuin was verslagen, bakende Mathieu van der Poel in Parijs-Roubaix zijn territorium weer wat duidelijker af. 
De Nederlander is goed op weg om de grootste kasseikoning ooit te worden.

Nooit eerder was een koningskoppel in de monumenten zo overheersend als Pogacar en Van der Poel

14 Apr 2025
De Standaard
Benedict Vanclooster 

Wielerliefhebbers hadden ernaar uitgekeken zoals wetenschappers naar een zeldzaam laboratoriumexperiment: het debuut van Tadej Pogacar (26) in de Hel van het Noorden. Van Greg LeMond in 1991 was het geleden dat een uittredende Tourwinnaar zich aan de Helleklassieker had gewaagd, cette course de folie die als (te) gevaarlijk en ongeschikt voor lichtgebouwde ronderenners werd beschouwd.

Bij zijn eerste beurt liet de wereldkampioen niet de minste twijfel: hij heeft het in zich om Parijs-Roubaix ooit op zijn naam te schrijven. Een gebrek aan ervaring en zijn lage gewicht – slechts vijf deelnemers wogen minder dan zijn 66 kilo – bleken nooit een obstakel voor de man die het al langer gewoon is om het Oude Wielertestament helemaal te herschrijven.

Op een overtuigende manier drukte Pogacar zijn stempel op de wedstrijd. De Sloveen rolde de spierballen een eerste keer op de stenen van Haveluy, herhaalde dat in het Bos van Wallers, pareerde de aanval van Mathieu van der Poel voorbij Pont Gibus en herleidde op de strook van Tilloy naar Sars-et-Rosières het overgebleven kwintet tot een trio.

Toen in Mons-en-Pévèle Jasper Philipsen definitief afhaakte, was de Sloveen uit de tang van Alpecin-Deceuninck bevrijd en leken de kaarten voor hem steeds gunstiger te liggen. Maar dan volgde er dat ene noodlottige moment, op de stenen van Ennevelin. “Ik probeerde aan te vallen”, vertelde Pogacar na afloop. “Er reden motoren voor ons. Ze leken rechtdoor te zullen rijden, maar ineens stonden ze stil, omdat die bocht eraan kwam. Maar dat is geen excuus. Ik had moeten weten dat er een bocht was.”

Strafste kasseivreter

Pogacars stuurfout stelde Van der Poel voor een dilemma: doorrijden of wachten? Met nog 38 kilometer voor de boeg was een individuele tijdrit tegen het Sloveense fenomeen niet zonder risico. De Nederlander kon zichzelf in de vernieling rijden. Bovendien kon hij, als op papier snelste van beiden, het zich veroorloven om op een sprint te speculeren.

“Eerst was ik aan het wachten”, verklaarde Van der Poel na de finish. “Ik dacht dat Tadej gewoon zijn bocht had gemist, wist niet dat hij ook was gevallen. Maar het gat was zo groot dat je er op een gegeven moment voor moet gaan. Je weet immers nooit wat je zelf nog kan overkomen – ik zou later ook nog lekrijden.”

Van der Poel werd nog zwaar op de proef gesteld. Niet zozeer omdat hij in Templeuve door een onverlaat langs de weg een volle bidon naar het hoofd kreeg geslingerd – “iets waar we juridische acties tegen moeten ondernemen”, zou hij op zijn persmoment na de wedstrijd duidelijk stellen.

Maar vooral omdat Pogacar zeventien kilometer lang de kloof binnen de 25 seconden hield. Bovendien blies de wind op de laatste twee secteurs pavés in het nadeel én liet de technologie Van der Poel in de steek. “Mijn radiocommunicatie werkte niet – zo was ik niet op de hoogte van het tijdsverschil. En ook mijn vermogensmeter liet het afweten, waardoor het een blinde inspanning was.” Maar toen Pogacar op 21 kilometer van de streep ook nog eens van fiets wisselde, was het pleit beslecht.

Zelf wilde Van der Poel niet spreken van revanche na de Ronde van Vlaanderen, waar hij zijn meerdere in Pogacar had moeten erkennen. Maar door voor de derde keer op een rij de koningin der klassiekers te winnen, bakende hij wel zijn territorium af. Hij en niemand anders is nog steeds de heerser van de kasseiklassiekers.

Met ook nog eens drie zeges in Oudenaarde staan er nu zes kasseimonumenten achter zijn naam. Daarmee hijst Van der Poel zich op gelijke hoogte van Johan Museeuw en Fabian Cancellara (ook elk drie keer de Ronde en drie keer Roubaix) en is hij goed op weg om Tom Boonen (drie keer de Ronde, vier keer Roubaix) als strafste kasseivreter ooit te onttronen.

Overheersend koningskoppel

Zondagochtend bij de start in Compiègne leefden velen nog in de overtuiging dat de outsiders de Grote Twee dichter zouden benaderen dan in Milaan-Sanremo of de Ronde van Vlaanderen. Dat de Helleklassieker al van zo ver voor de streep tot een duel werd herleid, was voor de gewone stervelingen in het peloton een zoveelste ontnuchtering.

Nooit eerder was een koningskoppel in de monumenten zo overheersend als Pogacar en Van der Poel. De Eddy Merckx en Roger De Vlaeminck van deze tijd wonnen twaalf van de laatste veertien verreden monumenten, een reeks die ze evenredig verdeelden en die werd ingeluid door Pogacars winst in Lombardije eind 2022. Alleen Jasper Philipsen en Remco Evenepoel kregen sindsdien nog hun voet tussen de deur: de Brabander in de 2023-editie van LuikBastenaken-Luik waarin Pogacar zijn pols brak, de Limburger in Milaan-Sanremo 2024, met Van der Poel als meesterhelper.

Onderweg naar de Vélodrome André Pétrieux werden de verhoudingen van de jongste weken gerespecteerd. Mads Pedersen, door een lekke band uit de kopgroep weggeslagen, toonde zich de derde sterkste. Wout van Aert, net als in Vlaanderens Mooiste vierde, verklaarde dat hij “op zijn plaats” was geëindigd.

Toen Van Aert in de zomer van 2020 in Sanremo zijn eerste (en nog steeds) enige monument won, verklaarde hij dat hij zijn limieten nog niet kende. Bijna vijf jaar later lijkt de kopman van Visma-Lease a Bike op zijn limieten te botsen. Zijn nieuwe trainingsaanpak, gebaseerd op een hoogtestage in maart, bracht hem in zijn zo begeerde kasseimonumenten niet dichter bij winst.

Andermaal moet Van Aert terug naar de tekentafel en zich afvragen of de gehanteerde formule nog een nieuwe kans verdient. Zo heeft de Kempenaar duidelijk aan explosiviteit ingeboet. Dat speelde hem parten in de Ronde van Vlaanderen, waardoor in de praktijk al zijn voorjaarspijlen nog op slechts één topklassieker waren gericht. Maar ook de Hel leidde hem niet naar het paradijs.

In ‘Aan de meet’ duikt  
Benedict Vanclooster in de wieleractualiteit.

***

© epa-efe - Tadej Pogacar si congratula con Mathieu van der Poel.

Mathieu van der Poel sulla buona strada per diventare il più grande re del pavé

Dopo essere stato battuto nel suo terreno di gioco al Giro delle Fiandre, Mathieu van der Poel ha marcato nuovamente il suo territorio in modo più chiaro alla Parigi-Roubaix.
L'olandese è sulla buona strada per diventare il più grande re del pavé di sempre.

Mai prima d'ora una coppia reale nei monumenti è stata così dominante come quella di Pogacar e van der Poel

14 Apr 2025 - De Standaard
Benedict Vanclooster

Gli appassionati di ciclismo lo aspettavano come gli scienziati un raro esperimento di laboratorio: il debutto di Tadej Pogacar (26 anni) nell'Inferno del Nord. Era dai tempi di Greg LeMond, nel 1991, che un vincitore uscente del Tour si avventurava nella classica dell'Inferno, quella corsa folle considerata (troppo) pericolosa e inadatta ai corridori di corporatura leggera.

Al debutto, il campione del mondo non ha lasciato il minimo dubbio: ha la stoffa per scrivere a suo nome la Parigi-Roubaix, un giorno. La mancanza di esperienza e il peso ridotto - solo cinque concorrenti pesavano meno dei suoi 66 chili - non hanno mai rappresentato un ostacolo per l'uomo che da tempo è abituato a riscrivere completamente il Vecchio Testamento del ciclismo.

In modo convincente, Pogacar ha lasciato il segno sulla gara. Lo sloveno ha fatto valere i suoi muscoli una prima volta sulle pietre di Haveluy, si è ripetuto nel Bos di Wallers, ha parato l'attacco di Mathieu van der Poel oltre Pont Gibus e sulla striscia da Tilloy a Sars-et-Rosières ha ridotto il quintetto rimanente a un trio.

Quando a Mons-en-Pévèle Jasper Philipsen si è finalmente staccato, lo sloveno si è liberato dalla tenaglia dell'Alpecin-Deceuninck e le carte sembravano sempre più favorevoli per lui. Ma poi è arrivato il momento fatidico, sulle pietre di Ennevelin. “Ho cercato di attaccare”, ha raccontato Pogacar. "C'erano delle moto davanti a noi. Sembrava che stessero andando dritte, ma all'improvviso si sono fermate perché stava per arrivare la curva. Ma questa non è una scusa. Avrei dovuto sapere che c'era una curva".

L'errore di sterzata del penalizzato

L'errore di sterzata di Pogacar ha lasciato van der Poel di fronte a un dilemma: continuare a spingere o aspettare? A 38 chilometri dal traguardo, una cronometro individuale contro il fenomeno sloveno non era priva di rischi. L'olandese avrebbe potuto suicidarsi. Inoltre, essendo sulla carta il più veloce dei due, poteva permettersi di ipotizzare uno sprint.

"All'inizio aspettavo", ha spiegato Van der Poel dopo l'arrivo. Pensavo che Tadej avesse appena mancato la sua curva, non sapevo che fosse anche caduto. Ma il distacco era così grande che a un certo punto bisognava buttarsi. Non si sa mai cosa potrebbe succedere – avrei forato anche io più tardi.

Van der Poel è stato messo ancora a dura prova. Non tanto perché un mascalzone gli ha tirato una borraccia piena in testa sul ciglio della strada a Templeuve – “qualcosa contro cui dobbiamo intraprendere un’azione legale”, avrebbe poi chiarito (vdP) durante la conferenza stampa dopo la gara.

Ma soprattutto perché Pogacar ha mantenuto il distacco entro i 25 secondi per diciassette chilometri. Inoltre, negli ultimi due settori di pavé il ​​vento soffiava contro van der Poel e la tecnologia lo ha tradito. "La comunicazione radio non funzionava, quindi non mi rendevo conto del distacco. E neanche il mio misuratore di potenza funzionava, quindi ho fatto un tentativo alla cieca." Ma quando Pogacar ha cambiato la bicicletta, a 21 chilometri dal traguardo, la questione si è risolta.

Lo stesso van der Poel non ha voluto parlare di rivincita dopo il Giro delle Fiandre, dove dovette riconoscere la superiorità di Pogacar. Ma vincendo per la terza volta consecutiva la regina delle classiche, ha marcato il territorio. Lui e nessun altro è ancora il dominatore nelle classiche del pavé.

Con altre tre vittorie a Oudenaarde, ora sono sei le monumento sui ciottoli a suo nome. Questo pone van der Poel allo stesso livello di Johan Museeuw e Fabian Cancellara (entrambi tre volte vincitori sia del Fiandre sia della Roubaix) ed è sulla buona strada per spodestare Tom Boonen (tre volte la Ronde, quattro la Roubaix) dal trono del più duro mangiatore di pavé di sempre.

Coppia reale dominante

Domenica mattina, alla partenza da Compiègne, molti erano ancora convinti che gli outsider si sarebbero avvicinati ai Big Two più di quanto visto alla Milano-Sanremo o al Giro delle Fiandre. Il fatto che l'Inferno del Nord si sia ridotta a un duello prima del traguardo è stata un'ulteriore rivelazione che ha fatto riflettere i comuni mortali del gruppo.

Mai prima d'ora una coppia reale era stata così dominante nelle monumento come Pogacar e van der Poel. Gli "Eddy Merckx e Roger De Vlaeminck" di quest'epoca hanno vinto dodici delle ultime quattordici Monumento, una serie che si sono divisi equamente e che è stata inaugurata dalla vittoria di Pogácar in Lombardia alla fine del 2022. Da allora solo Jasper Philipsen e Remco Evenepoel hanno messo piede in sella: il brabandese nella Liegi-Bastogne-Liegi 2023 in cui Pogácar si ruppe lo scafoide, il limburghese nella Milano-Sanremo 2024, con van der Poel come pilota principale.

Sulla strada per il Vélodrome André Pétrieux, le proporzioni delle ultime settimane sono state rispettate. Mads Pedersen, che era stato eliminato dal gruppo di testa a causa di una gomma a terra, si è dimostrato il terzo più forte. Wout van Aert, arrivato quarto come al Fiandre, ha dichiarato di aver concluso "al suo posto".

Quando Van Aert vinse la sua prima (e tuttora) unica gara monumento a Sanremo nell'estate del 2020, dichiarò di non conoscere ancora i propri limiti. Quasi cinque anni dopo, il leader di Visma-Lease a Bike sembra averli raggiunti. Il suo nuovo approccio all'allenamento, basato su un ritiro in quota svoltosi a marzo, non lo ha portato più vicino alla vittoria nelle ambite gare monumentali su pavé.

Ancora una volta, Van Aert deve tornare al tavolo da disegno e chiedersi se la formula utilizzata meriti un'altra possibilità. Il corridore del Kempen ha chiaramente perso un po' della sua esplosività. Questa situazione gli ha giocato brutti scherzi al Giro delle Fiandre, tanto che in pratica tutte le sue ambizioni primaverili erano concentrate su un'unica grande classica. E neanche l'Inferno lo ha condotto in Paradiso.

In "Al traguardo" ti immergi in
Benedict Vanclooster nelle notizie di ciclismo.

***

Bieke Purnelle 
14 Apr 2025 - De Standaard

Met liefde voor de koers schrijft voorbije koersweekend. 
Bieke Purnelle over het

Gerammel

Kasseiwegen zijn de laatste en schaarse getuigen van een vervlogen tijdperk. Tot diep in de twintigste eeuw stond de verharding van onze wegen synoniem voor kasseien. Kloeke kasseileggers groeven voor elke steen een gepersonaliseerde kuil in het zand en tikten hem vervolgens met een kasseihamer accuraat de grond in. Elke kasseiweg werd met een lichte welving gelegd, zodat er geen water op het wegdek bleef staan en er marge was voor wat verzakking, waarna de hobbelige zooi werd platgewalst met een kasseirol, getrokken door een noest werkpaard. Kasseileggen was een arbeidsintensieve stiel die bijzondere vaardigheden vereiste. Een beetje zoals wielrennen, maar zonder het podium en de bloemen.

Het karige en bedreigde kasseipatrimonium wordt koppig beschermd door loyale liefhebbers als Les Amis de Paris-Roubaix, een clubje kasseiaanbidders die met hun autokoffers vol schoppen, koevoeten, schrapers en bezems door het noorden van Frankrijk rijden om de staat van hun geliefde secteurs pavés te inspecteren en waar nodig te repareren. De kasseien van Paris-Roubaix moeten namelijk schots en scheef liggen, maar ook weer niet té. Het moet lijken alsof iemand ze lukraak over de weg heeft gestrooid, maar in werkelijkheid is er zorgvuldig en met strenge liefde over nagedacht. Een weetje waar coureurs niets aan hebben wanneer ze aan vijftig per uur over die smerige stenen stuiteren, terwijl elke centimeter bot in hun ledematen kreunt en hun brein wild rondklotst in hun hersenpan.

Mensen die beweren graag over de kasseien te fietsen, liegen. Je darmen duwen je maag omhoog tegen je longen, die zich een weg banen naar je keel. Je vingers en je handpalmen worden rauw vlees. Je kruis staat in brand. Wat ze eigenlijk bedoelen wanneer ze zeggen dat ze het graag doen, is dat ze het goed kunnen; dat het rammelen, schudden, daveren, dokkeren, denderen, hobbelen, hotsen en klotsen hen minder deert dan andere, minder robuuste lieden.

Waarom dat zo is, weten we niet zeker. Wellicht gaat het om een complex samenspel van talent, fysionomie en onverstoorbaarheid. Maar zelfs de bevoegde en meest volleerde kasseivreters bereiken de Vélodrome André-Pétrieux in Roubaix niet gezwind zonder een stevige portie voorspoed. Het is algemeen geweten dat voorspoed niet eerlijk wordt verdeeld. Sommige mensen lijken voor het geluk geboren, anderen worden gestalkt door onheil in al zijn varianten.

Boeddhisten geloven in karma. Het woord karma komt uit het Sanskriet en verwijst naar alle goede en slechte gedachten en daden die een mens in zijn leven vertoont. De Boeddhisten geloven namelijk dat ieder mens vroeg of laat terugkrijgt wat hij verdient. Na een deugdzaam leven wacht een beloning; zonden blijven nooit ongestraft.

Wielergoden daarentegen doen niet aan karma. Ze strooien met tegenslag en chance zoals vogels lukraak zaadjes verspreiden. Trek er uw plan mee.

“De hel is losgebarsten” toeterde Renaat alarmistisch, nadat er een resem toppers in een valse bocht tegen de glibberige stenen was gekletst. Ze waren nog niet rechtgekrabbeld of Filippo Ganna z’n ketting gaf er de brui aan. Lekke banden, haperende versnellingen, een tube aan frut, een slecht aangeduide hooibaal, motards die in je weg rijden of door onzinnige haat verblinde toeschouwers die bidons naar je kop mikken: in Noord-Frankrijk moet een coureur op vrijwel alles beducht zijn. Naar Parijs-Roubaix kijken is een vorm van ramptoerisme, we moeten daar eerlijk in zijn. Waar we ook eerlijk in moeten zijn is dat de beste tegenwoordig meestal wint, karma of geen karma. Drie wereldkampioenen op het podium liegen niet. Een van de drie stond patenter te blinken dan de anderen, een coureur als een kasseirol waar zelfs een scherp gemikte bidon goddank geen verhaal tegen had.

***
Bieke Purnelle
Appassionata di corse, racconto il weekend di gare appena trascorso. 
Bieke Purnelle a proposito del...

Tintinnio

Le strade acciottolate sono le ultime e rare testimonianze di un'epoca passata. Fino a buona parte del XX secolo, la pavimentazione delle nostre strade era sinonimo di ciottoli. I coraggiosi posatori di ciottoli scavavano una buca "personalizzata" nella sabbia per ogni pietra e poi la piantavano con precisione nel terreno con un martello da ciottoli. Ogni strada acciottolata veniva posata con una leggera pendenza per impedire all'acqua di accumularsi sulla superficie stradale e per consentire un certo cedimento, dopodiché il manto sconnesso veniva appiattito con un rullo per ciottoli tirato da un diligente cavallo da lavoro. La posa dei ciottoli era un'attività artigianale che richiedeva molta manodopera e competenze particolari. Un po' come il ciclismo, ma senza il podio e i fiori.

Lo scarno e a rischio di estinzione patrimonio del pavé è ostinatamente protetto da fedeli appassionati come Les Amis de Paris-Roubaix, un club di devoti del pavé che attraversano il nord della Francia con i bagagliai delle loro auto pieni di pale, piedi di porco, raschietti e scope per ispezionare le condizioni dei loro amati secteurs pavés e ripararli se necessario. I ciottoli della Parigi-Roubaix devono essere storti, ma non troppo. Potrebbe sembrare che qualcuno li abbia sparsi a casaccio lungo la strada, ma in realtà sono stati pensati con cura e amore. Un'informazione che non serve a nulla ai corridori mentre rimbalzano su quei sporchi ciottoli a cinquanta all'ora, con ogni centimetro di osso nei loro arti che geme e il cervello che sciaborda selvaggiamente nei loro crani.

Chi afferma di divertirsi andando in bicicletta sui ciottoli, mente. L'intestino spinge lo stomaco contro i polmoni, che a loro volta si fanno strada fino alla gola. Le tue dita e i tuoi palmi diventano carne cruda. Hai l'inguine in fiamme. Ciò che intendono realmente quando dicono che gli "piace" farlo è che sono bravi a farlo; che il tintinnio, lo scuotimento, il rimbombo, il sobbalzo, il sobbalzo, le scosse e gli schizzi li infastidiscono meno rispetto ad altre persone meno robuste.

Non sappiamo con certezza perché ciò accada. Forse è un complesso gioco di talento, fisionomia e imperturbabilità. Ma anche i più abili e provetti divoratori di ciottoli non raggiungono il Vélodrome André-Pétrieux di Roubaix senza una buona dose di fortuna. È risaputo che la prosperità non è distribuita equamente. Alcune persone sembrano nate per la felicità, altre sono perseguitate dalla sfortuna in tutte le sue forme.

I buddisti credono nel karma. La parola karma deriva dal sanscrito e si riferisce a tutti i pensieri e le azioni, buoni e cattivi, che una persona manifesta nella sua vita. I buddisti credono che prima o poi ogni persona riceva ciò che merita. Dopo una vita virtuosa, ci attende una ricompensa; i peccati non restano mai impuniti.

Gli dèi del ciclismo, d'altro canto, non praticano il karma. Disseminano sventure e casualità come gli uccelli disperdono i semi indiscriminatamente. Crea il tuo piano con questo strumento.

"Si è scatenato l'inferno", ha gridato Renaat in tono allarmante dopo che una serie di ciclisti di punta si erano schiantati sulle pietre scivolose di una falsa curva. Si erano appena raddrizzati quando la catena di Filippo Ganna esalò l'anima. Gomme a terra, rapporti che balbettano, una camera d'aria piena di rottami, una balla di fieno mal segnalata, motociclisti che ti intralciano il cammino o spettatori accecati da un odio insensato che ti tirano borracce in testa: nel nord della Francia un motociclista deve stare attento a quasi tutto. Guardare la Parigi-Roubaix è una forma di turismo catastrofico. Dobbiamo anche essere onesti: oggigiorno di solito vince il migliore, karma o non karma. Tre campioni del mondo sul podio non mentono. Uno dei tre si distingueva più degli altri, un corridore che sembrava un pattinatore sui ciottoli contro il quale, per fortuna, nemmeno una borraccia ben puntata ha potuto avere alcun effetto.

Commenti

Post popolari in questo blog

Dalla periferia del continente al Grand Continent

Chi sono Augusto e Giorgio Perfetti, i fratelli nella Top 10 dei più ricchi d’Italia?

I 100 cattivi del calcio