Late erkenning voor Althea Gibson, de eerste zwarte tennisser op een grand slam


FOTO BERT HARDY/GETTY IMAGES 
Althea Gibson in actie tijdens de Beckenham Lawn Tennis Champions in Kent, juni 1951.

"Vermoeiend om steeds maar het juiste te proberen te zeggen en doen"
   - Althea Gibson oud-tennisser

5 Sep 2025 - NRC
Door Renée Peereboom

De US Open staat dit jaar stil bij de eerste deelname van een zwarte speelster aan een groot tennistoernooi. Spelers van kleur kenden het belang van Althea Gibson (1927-2003) al langer.

Een witte polo, een witte tennisrok: de outfit waarin Venus Williams haar eersterondepartij tijdens de US Open speelde, vorige week, leek allesbehalve opzienbarend. Toch was haar kleding van grote betekenis – voor haar, maar ook voor veel andere zwarte tennissers en tennisfans.

De outfit was namelijk een verwijzing naar Althea Gibson, de eerste zwarte tennisser die mocht meedoen aan de US Open, dit jaar 75 jaar geleden. Gibson is bij het grote publiek niet erg bekend, zelfs al won de Amerikaanse vijf grandslamtitels in het enkelspel, vijf in het dubbelspel en één in het gemengd dubbel. Maar de zwarte spelers op de tour, die nog altijd overwegend wit is, zien hoe groot en belangrijk de prestaties van Gibson zijn.

„Ik had de kans om trots te zijn op wie ik was, op wie ik bén, door mensen zoals Althea Gibson”, zei Venus Williams tegen NBC News, vlak voor de US Open. „Ze was dé pionier voor Afro-Amerikaanse tennissers”, reageerde landgenoot Ben Shelton, na zijn eerste-rondepartij, in een interview op de baan. De familie van Gibson was naar de wedstrijd van de nummer zes van de wereld komen kijken. „Als zij er niet was geweest, wie weet of mijn vader dan had kunnen tennissen, als een zwarte jongen in Alabama in de jaren 70 en 80”, aldus Shelton.

De eerste drie tennissers die ze kende, waren Serena en Venus Williams, én Althea Gibson”, vertelde Coco Gauff aan NBC News. Gauff is tweevoudig grandslamwinnares en nummer drie van de wereld. „Mijn vader keek altijd naar haar op. Het was belangrijk voor hem om mij over haar te leren, als zwarte vrouw.”

Ook de US Open zelf staat uitgebreid stil bij de 75ste ‘anniversary’ van Gibsons eerste wedstrijden in New York. Op de posters die het laatste grandslamtoernooi van het jaar aankondigden, is Gibson te zien, en tijdens de warming-up worden videofragmenten van haar afgespeeld. Een eerbetoon, ingesproken door Venus Williams, is tijdens pauzes te horen in de stadions.

De aandacht voor Gibson is enigszins nieuw. Er is weliswaar al in 2019 een buste van haar in het complex neergezet, en op de officiële site van de US Open wordt onder het kopje ‘geschiedenis’ verteld wie zij was, maar meer dan dat vond je niet terug over de vrouw die zoveel barrières moest doorbreken om mee te kunnen doen aan de grootste tennistoernooien ter wereld.

Spelen als een tijger

Althea Gibson groeide op in Harlem, New York. Ze was een wild, jongensachtig en arrogant kind, volgens haar eigen memoires (I Always Wanted to Be Somebody, uit 1958). Ze blonk uit in meerdere sporten. Ze hield er niet van als iemand haar vertelde wat ze moest doen en had een hekel aan school. Haar vader sloeg haar als ze weer eens had gespijbeld, maar leerde haar ook van zich af te bijten. Dat deed ze ook: ze raakte regelmatig verzeild in gevechten met kinderen uit de buurt. In eerste instantie maakte ze haar school niet af.

Gibsons talent voor tennis werd ontdekt op de straten van de Harlem. Ze werd uitgenodigd om te spelen op de Cosmopolitan Tennis Club, waar ze een lidmaatschap kreeg, en een vaste trainer. „Voor het eerst leerde ik iets over tennis”, schrijft ze. „Ik wist al hoe ik een bal moest slaan, ik wist alleen niet waarom.”

Eerst voelde ze zich niet thuis in de ‘nette’ tennissport. „Ik wilde steeds vechten met de tegenstander als ik aan het verliezen was”, schrijft ze. Maar haar kijk veranderde. „Na een tijdje begon ik te zien dat je het veld op kan lopen als een dame en toch kan spelen als een tijger.”

En dat deed ze. Binnen een jaar na haar debuut bij de tennisclub speelde ze haar eerste finale op een jeugdtoernooi van de ATA, de tennisbond voor Afro-Amerikanen. Op de toernooien van de USLTA, de Amerikaanse tennisbond, waren zwarte spelers in die tijd niet welkom.

Tijdens haar eerste toernooi voor volwassenen, in 1946, haalde ze de finale, en viel ze op bij Hubert A. Eaton en Robert W. Johnson, twee artsen en tennisliefhebbers, die haar onder hun hoede namen. Dankzij hen haalde ze toch haar schooldiploma en kon ze gaan studeren. Ze kreeg alle middelen om haar tennis te verbeteren.


FOTO BETTMANN 
Advertentie Althea Gibson (achter) maakt een punt tegen Helen Perez 
tijdens de Amerikaanse kampioenschappen, 1954.

De artsen hadden een groot netwerk. Eind jaren veertig gebruikten ze dat om de druk op te voeren op de USLTA om – eindelijk – een zwarte speler toe te laten tot hun toernooien. Gibson was er goed genoeg voor, vonden ze. In 1949 lukte het: ze mocht spelen in New York, op een indoortoernooi. Ze haalde de kwartfinale en mocht nog een toernooi spelen in de stad.

Wat Gibson opviel, was dat ze met open armen werd ontvangen door haar witte tegenstanders. „Ze waren niet alleen maar beleefd, ze waren oprecht vriendelijk”, schrijft ze. „En geloof me, zoals elke zwarte vrouw kan ik het verschil heel goed zien.”

De USLTA was minder verwelkomend. De tennisbond vond het te ver gaan om haar toe te laten tot een groot toernooi als de US Open. Ze had zich nog niet voldoende bewezen op grastoernooien, was hun argument.

Er was een lange, boze brief van meervoudig grandslamwinnaar Alice Marble voor nodig om verandering te brengen in de houding van de tennisbond. „Ik denk dat het tijd is dat we een paar feiten onder ogen zien”, schreef ze aan de USLTA. „Als tennis een spel is voor dames en heren, dan is het óók tijd dat we ons wat meer gaan gedragen als echte heren en dames, en wat minder als zelfingenomen huichelaars.”

In augustus 1950 was het eindelijk zover: haar eerste US Open-deelname was een feit. Gibson won haar eerste ronde vrij simpel. De kranten waren de avond erop kritisch. Ze beschuldigden de US Open van discriminatie: Gibson was op een klein veldje gezet, zo ver mogelijk van het complex, met weinig ruimte voor publiek. Zelf zat ze er niet zo mee, maar wat ze wél onprettig vond, was dat de fotografen met hun flitsers foto’s bleven maken in haar gezicht. „Ik had begrepen dat ze niet zo dichtbij mochten komen tijdens de wedstrijd”, schrijft ze, „dus ik snapte niet waarom de officials niet wat meer deden om me te beschermen.” Maar klagen wilde ze niet.

Financiële problemen

Gibsons eerste grandslamavontuur kwam in de tweede ronde al ten einde, maar dit toernooi was slechts het begin. Het volgende jaar deed ze al mee aan Wimbledon, waar ze niet won, maar wel veel ervaring opdeed. Toch duurde het langer dan Gibson had gehoopt voordat het écht grote succes volgde: in 1956 won ze de French Open, toen de French championship, en de twee jaar daarna Wimbledon én de US Open. Vijf grandslamtitels, in drie jaar tijd.

Aan het einde van dat jaar voelde Althea Gibson zich om financiële redenen genoodzaakt te stoppen met haar geliefde sport. De tour was in die tijd een amateurtour, er viel nauwelijks mee te verdienen. Ralph Hewins van The Daily Mail interviewde Gibson aan de vooravond van Wimbledon 1956. Ze zei: „Na tien jaar [tennis], ben ik nog steeds een arme zwarte vrouw. Ik ben nog net zo arm als toen ik van de straten van Harlem werd geplukt en een kans kreeg mezelf omhoog te werken naar het sterrendom.” Het werd het einde van een carrière waar wellicht nog veel meer in had gezeten.

Gibson voelde zich ongemakkelijk bij de rol die ze als zwarte tennisser vaak onvermijdelijk kreeg. Als ze veel op reis was voor wedstrijden, was ze vaak ook eenzaam. „Het was vermoeiend om steeds maar het juiste te proberen te zeggen en doen, zodat ik mensen geen verkeerd beeld zou geven van hoe zwarte mensen zijn”, schrijft ze in haar memoires. „Als deze mensen me eenmaal leren kennen, dacht ik, zullen ze zien dat ik niet anders ben dan ieder ander; alleen mijn huidskleur is anders. Maar het was niet makkelijk om een manier te vinden waarop ze me echt konden leren kennen.”

Ze sprak zich niet graag uit over racisme tijdens haar loopbaan. „Ik heb mezelf nooit als kruisvaarder gezien”, zegt ze ook. „Ik ben altijd blij als iets wat ik doe belangrijk en goed blijkt te zijn voor alle zwarte mensen – of voor alle Amerikanen, of alleen voor tennissers. Maar ik maak geen reclame voor een specifieke zaak, zelfs niet voor die van de zwarte bevolking in de Verenigde Staten.”

Toch zullen tennissers als Venus en Serena Williams, Coco Gauff, Ben Shelton, Frances Tiafoe en Taylor Townsend inspiratie en kracht blijven putten uit het verhaal en de nalatenschap van Althea Gibson. Want hoewel de deur niet meer zo potdicht zit als toen zij begon, spelen ze nog altijd in een overwegend witte sport, en dat is niet zonder gevolgen.

Zo noemde de Letse Jelena Ostapenko haar tegenstander Townsend tijdens deze editie van de US Open ‘onopgeleid’, omdat ze het ergens niet mee eens was, een stigma waar veel zwarte vrouwen in Amerika mee te maken krijgen. En Gauff verwees in een interview met NBC News, vlak voor het toernooi, naar de racistische haatberichten die onder elke post over haar op sociale media staan. In de tenniswereld wordt over dat racisme nog altijd weinig gesproken, en de triomfantelijke toon van de organisatie van de US Open over Althea Gibson, wekt de schijn dat de barrières voor zwarte spelers definitief zijn doorbroken.

Gibson zelf was daar in 1968 al sceptisch over, blijkt uit haar boek So Much To Live For: „Ik zag hoe witte spelers die ik van de baan had geveegd, aanbiedingen en uitnodigingen kregen. Toen besefte ik dat mijn overwinningen de barrières niet hadden verwoest, zoals ik zo naïef had gehoopt. Of, als ik ze wel had verwoest, dan waren ze ná mij weer opgeworpen.”

Commenti

Post popolari in questo blog

Dalla periferia del continente al Grand Continent

I 100 cattivi del calcio

Chi sono Augusto e Giorgio Perfetti, i fratelli nella Top 10 dei più ricchi d’Italia?